Het nationaalsocialisme als rancuneleer, Ter Braak
€ 15,75
Het nationaalsocialisme als rancuneleer
Menno ter Braak,
Het nationaalsocialisme als rancuneleer is een van de bekendste essays van Menno ter Braak (1902-1940), waarin hij vlijmscherp de ware aard van het nationaalsocialisme blootlegt. Onze democratie is gericht op gelijke rechten voor iedereen, terwijl dat in de praktijk onhaalbaar is, maar juist dit principe leidt tot maatschappelijke spanning en rancune. Ter Braak ziet rancune als een van ‘de meest essentiële verschijnselen van onze cultuur’ en een voedingsbodem voor populistische bewegingen.
Het staat mij nog altijd levendig voor den geest, hoe ik enkele jaren geleden van een bekend gewezen diplomaat in een toevallig gesprek op een toevallige vraag: ‘Is u van meening, dat het nationaalsocialisme in Nederland een werkelijk gevaar is?’ het volgende antwoord kreeg: ‘Welneen, mijnheer, het nationaalsocialisme, dat is een troepje raté's!’ Ik herinner mij, dat deze definitie grooten indruk op mij maakte, niet zoozeer vanwege de gedeeltelijke juistheid van die opmerking, als wel vanwege den elegantnonchalanten toon, waarop zij werd uitgesproken, als gold het een bagatel, waarmee een heer van onmiskenbare beschaving en goede manieren zich eigenlijk niet wilde occupeeren.
Gert-Jan Jimmink
' Anno 2022 griezelig actueel. Een waarschuwing voor alle aanhangers van het populisme en hun vuil spuitende en en antisemitische leiders. We moeten waakzaam blijven!'
Eric Smit, hoofdredacteur van Follow the Money
‘Ter Braaks meesterlijke essay toont hoe kwetsbaar onze open samenleving is voor het gif van de haat.’
Roxane van Iperen, auteur van ’t Hooge Nest
‘Onmisbaar, dit essay (én de inleiding), om de ondermijnende krachten in onze democratie te begrijpen.’
Geert Mak
‘Een briljant essay dat, zeker nu, een nieuw en hedendaags publiek verdient.’
Sander Schimmelpenninck
‘Een pijnlijk actuele waarschuwing.’
Menno ter Braak
Menno ter Braak (1902-1940) was een van de meest vooraanstaande intellectuelen van zijn tijd. Door zijn zelfstandig essayistisch werk en de inhoud die hij wist te geven aan zijn functie als criticus op het gebied van literatuur, geestesleven, film en toneel, behoort hij tot de prominente cultuurdragers van het Interbellum in Nederland. Hij was niet alleen mede-oprichter en redacteur van het belangrijkste literaire tijdschrift uit de jaren dertig, Forum (1932-1935), maar ook mede-oprichter en bestuurslid van de voornaamste intellectuele groepering die zich buiten het politieke partijwezen om rekenschap gaf van en verzet bood aan de extremistische tijdgeest: het Comité van waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen (1936-1939).
Ter Braak had een opleiding als historicus; hij promoveerde in 1928 te Amsterdam cum laude op een proefschrift over de middeleeuwse Duitse keizer Otto III. Tijdens zijn studie was hij van 1924 tot 1925 redacteur van het blad Propria Cures. In 1925 deed hij zijn intrede in de literaire wereld in het mede door zijn vriend H. Marsman uitgegeven tijdschrift De Vrije Bladen. Samen met de cineast Joris Ivens en de critici H. Scholte en L.J. Jordaan richtte hij in 1927 de Nederlandsche Filmliga op, waarin hij opkwam voor de film als zelfstandige kunstuiting. Zijn reputatie als gerespecteerd maar ook zeer gevreesd kunstcriticus verwierf Ter Braak vooral als redacteur van het Haagse dagblad Het Vaderland, een functie die hij van november 1933 tot zijn dood bekleedde.
Als oorspronkelijk denker die invloeden van met name Hegel en Nietzsche op geheel eigen wijze verwerkte, deed Ter Braak zich vooral kennen in Het carnaval der burgers (1930), Afscheid van domineesland (1931), Demasqué der schoonheid (1932), Politicus zonder partij (1934) en Van oude en nieuwe christenen (1937). Hij schreef ook twee romans, Hampton Court (1931) en Dr. Dumay verliest… (1933), na in zijn studententijd het genre van het korte verhaal te hebben beoefend. Het Verzameld werk van Menno ter Braak verscheen in zeven delen bij Uitgeverij van Oorschot, 1980 (1949-1951). Eveneens publiceerde Van Oorschot de Briefwisseling 1930-1940 tussen Menno ter Braak en E. du Perron (vier delen. Amsterdam: G.A. van Oorschot 1962-1967).
Dit beroemde essay "Het nationaal-socialisme als rancuneleer" is nu her-uitgegeven.
Het nationaalsocialisme als rancuneleer
Auteur
Braak, Menno ter
Paperback
Prijs € 15.75
Aantal pagina's 28
Gewicht 65 gram
Formaat 235 x 155 x 3
De analyse van het nationaal-socialisme: ressentiment
Het essay met de titel Het nationaal-socialisme als rancuneleer (1937) mag als een karakteristieke analyse van Ter Braak gelden. Het heeft een dubbele laag, namelijk sociaal-psychologisch en politiek-cultureel tegelijk. Rancune, wrok en ressentiment vormen de psychologische ondertoon. Deze ondertoon heeft als politieke en culture uitkomst de pervertering van de democratie. Ter Braak geeft een omschrijving van de rancuneuze mens. Deze mens ervaart wrok, uit zich vooral door te klagen en zal uiteindelijk gaan haten.
‘..De raté, de mens van het ressentiment, weet alleen, dat hij het meerdere bezit van den ander niet verdragen kan. Met een variant: zij hebben wat wij niet hebben, zij zijn wat wij niet zijn.’
Het nationaal-socialisme en het fascisme zijn bewegingen die zich voeden aan ressentiment: rancune vormt hun basis. De ressentiments-mens heeft een zo eenvoudig mogelijk wereldschema nodig; voor deze mens vormt het simplisme de maat van alle dingen. De wereld wordt vereenvoudigd tot een strijdtoneel van de ene groep tegen de andere groep.
Ter Braak ziet die rancune en afgunst als gevolg van het streven naar gelijkheid. Rancune vloeit voort uit een cultuur van gelijkheid. Hoewel ieder individu streeft naar gelijkheid, zijn wij in biologisch en sociaal opzicht niet aan elkaar gelijk. De een heeft meer en kan meer dan de ander. Het streven om allemaal even rijk en succesvol te zijn, kan onmogelijk gerealiseerd worden. Omdat het gelijkheidsideaal er altijd is, is de rancune er ook altijd. Ook in een democratie. Maar ‘…in een democratie (…) heeft het ressentiment minstens de vrijheid om zichzelf te diagnosticeren.’ Hoewel Ter Braak de democratische gelijkheid voor de wet van groot belang achtte, is het streven naar economische en sociale gelijkheid zijns inziens een bron van afgunst.
De verleiding van het nationaal-socialisme
Volgens sommigen betekende de aantrekkelijkheid van het nationaal-socialisme, dat er ondanks alles toch iets goeds in moest schuilen. Waarom zou het anders zo verleidelijk zijn? Onzin, zegt Ter Braak. Juist de verleiding moet ons alert maken. Het is ‘de verleidende kracht van de reclame‘. Het democratisch socialisme kan ‘pervers’ worden, zijn eigen doel voorbij streven:
‘Het nationaal-socialisme is de vervulling van het democratisch socialisme, niet de ontkrachting, maar de perversie van democratie en socialisme.’
Het ressentiment wil eigenlijk niet wat zij beweert te willen: ‘.. zij kritiseert niet om het kwaad te verdelgen, maar bedient zich van het kwaad als voorwendsel tot scheldwoorden.’ In onze dagen: ‘het zijn allemaal zakkenvullers’. Dergelijke frasen kunnen ervoor zorgen dat nastrevenswaardige vormen van socialisme en democratie, tegen zichzelf gekeerd worden en uitgroeien tot nationalisme of communisme.
De lust om te haten
Het is ‘haten om te haten‘, de lust om te haten. ‘Het onmiddellijk overslaan van het eene gekanker op het andere (wanneer per ongeluk iets in vervulling gaat).’ En: ‘Achter al die quasi’s (quasi-heroïsch, quasi-fatsoenlijk etc.) loeit het ressentiment. Achter al die quasi-positiviteit kankert de oppositie uit principe.’ Ter Braak koppelde ressentiment aan half-beschaving: men weet wie Piet Hein is of wat Germanen waren, maar daarmee houdt het op. Wat expliciet niet bij rancune hoort is humor: relativeringsvermogen ontbreekt de rancunemens.
Het ging Menno ter Braak met name om het ontmaskeren van de aanvallers op de open samenleving. Als kritisch humanist kapittelde hij het officiële humanisme. Hij vond hij het te weinig strijdbaar tegenover autoritaire stelsels. Veel humanisten sympathiseerden met het ‘bleekzuchtig reformisme’, stelde hij. Maar ook het marxisme en reformistisch socialisme vond hij te dogmatisch vanwege hun gelijkheidsideaal. De menselijke waardigheid kan volgens Ter Braak nooit aan een ideologie gekoppeld worden. Hij bleef tot het einde een zéér onorthodoxe, soms onnavolgbare humanist.